De zon scheen, het was gezellig druk in de straat en ik vond mijn leven maar weer verdomd goed. Zo’n wandelingetje in de zon door mijn mooie buurt vol vriendelijke middenstanders, de supermarkt binnen handbereik en altijd wel een vriendelijke caissière die de bonuskaart die ik niet bij me heb alsnog aanslaat voor de korting.
Ik bof maar.
Voor me in de rij stond een student. Op Wikipedia zou ik zijn foto naast het lemma ‘studentikoos’ zetten, zo nadrukkelijk was zijn voorkomen. Hij had een net niet meer jongensgezicht, maar was ook nog geen man. Wel heel groot, was hij, met een blonde scheiding en jasje-dasje boven zijn spijkerbroek. Zijn schoenen vertoonden de doffe matheid van leer dat al minstens drie keer doorweekt is geraakt met bier, weer opgedroogd en snel gepoetst met de theedoek waar je eigenlijk de vaat had moeten afdrogen, ware het niet dat je dat die feut bij het hospiteren hebt laten doen.
Op de lopende band zette hij vier sixpacks bier, drie flessen witte wijn, een doosje aardbeien en een bus slagroom.
‘Alles voor een perfecte avond’, zei ik.
Hij draaide zich om, keek me aan en zei: ‘Een romántische avond’.
Ik keek op het scherm van de kassa om te zien wat de wijn kostte. Het was drie euro negen per fles. Ik voelde me oud. Tegen zulke goedkope wijn kan ik niet meer.
Geroutineerd pakte de student zijn rijbewijs en legde het op de toonbank. De jongen achter de kassa keek er serieus naar.
Ik bof maar, dacht ik. Zo’n fijn georganiseerd land waar we met zijn allen besloten hebben dat het beter is als je voor je achttiende niet drinkt. En dat zo’n kassajongen dat ook zo goed controleert, en zo’n student zich eraan houdt, dat dat allemaal maar marchandeert. En dat ik het niet hoef ook, zo’n pasje, omdat ik eruitzie als negentien.
Eenmaal buiten, boffend in de zon, merkte ik de student weer op, ongeveer vijf meter van de uitgang van de supermarkt stond hij. Bij de winkelwagentjes. Er kwamen vier jongens naar hem toe, potentiele corpsballen van een jaar of vijftien. Zestien, hooguit. De jongen gaf ze een knikje en als op afspraak openden ze allemaal een boodschappentasje. In een ervan liet hij een paar blikjes bier glijden, in de andere een fles wijn, iedereen kreeg iets. Sinterklaas, maar dan voor pubers. De aardbeien met slagroom hield hij zelf.
Vijftien waren ze, zestien hooguit. En omdat wij zo bang zijn dat hun hersenen beschadigen als ze voor hun achttiende alcohol drinken, gebruiken zij ze om –net als in mijn jeugd toen het nog niet verboden was – listen te bedenken om alvast een beetje in te drinken.
We boffen maar.