Over de Franse keuken heeft iedereen zijn mond wel vol. Zowat elke regio, streek of departement in Frankrijk heeft bovendien eigen specialiteiten. Zo ook de meest westelijke provincie Bretagne, waar oud-Bretonse invloeden nog goed te proeven zijn.
Bretons
Bretons is niet enkel de benaming die we gebruiken voor mensen die afkomstig zijn uit Bretagne. Sterker nog, de provincie is vernoemd naar de Bretons. Een van oorsprong Keltisch volk dat in de vroege middeleeuwen vanuit Groot-Brittannië naar Frankrijk trok en zich wortelde in de regio die we nu Bretagne noemen. Bretonse invloeden zijn hier dan ook volop aanwezig. De voertaal is misschien Frans, maar je ziet de Bretonse taal nog op veel plekken terug. Op plaats- en straatnaamborden, gevels en menukaarten. Bovendien wapperen de zwart-wit gestreepte Bretonse vlaggen overal trots in de wind. En dan hebben we het nog niet eens over de gastronomie. Zo is de combinatie van crêpes en cider diepgeworteld in de Bretonse cultuur. Je loopt in alle dorpen, baaien en uithoeken van deze prachtige kuststreek dan ook talloze crêperies en cidreries tegen het lijf.
De crêpe, wie kent ‘m niet? Typisch Frans, absoluut. Maar deze lekkernij is – voordat hij heel Frankrijk overspoelde en een nationaal gerecht werd – van Bretonse oorsprong. In Bretagne wordt de platte pannenkoek dan ook overal voorgeschoteld. Je hebt ze in zoete en hartige variant. De crêpe, krampouezh in Bretons, wordt gemaakt van melk en witte bloem. In de meest traditionele vorm wordt hij geserveerd met suiker en boter óf gezouten karamelboter, een Bretonse delicatesse. In de bereiding van z’n hartige broertje, de galette oftewel kaletez, vervangt men de melk en bloem door boekweitmeel, water en soms eieren. De klassieke galette, een galette complète, eet je met ham, kaas en een gebakken ei. Grote eters bestellen een gallete-saucisse oftewel kaletex gant silzig. De Bretonse versie van een hotdog: waarbij een worst in een galette wordt gerold.
Zowel crêpes en galettes zijn buiten de traditionele crêperies erg populair bij evenementen, markten en sportwedstrijden. Je vindt ze in Bretagne dan ook vaak bij foodtruckachtige stalletjes en popup-restaurants langs de weg.
En waar spoel je die hemelse crêpe of galette het beste mee weg? Met een fles cider natuurlijk. Met name de combinatie van de galette met een bolée (aardewerken mok) of glas cider gaat al eeuwenlang mee. Bretonse cider wordt beoordeeld op basis van drie belangrijke eigenschappen: de zuurgraad, de alcoholpercentage en de hoeveelheid suiker. In principe geldt: hoe meer alcohol, hoe minder zoet de cider. Wanneer je in Bretagne een cider bestelt zal de ober je vragen te kiezen tussen doux, demi-sec ou brut. Drink je de cider bij een crêpe? Kies dan voor doux, de lichtzoete en minder alcoholische optie. Demi-sec, de iets drogere variant, combineert perfect met een galette tijdens de lunch. En als je op zoek bent naar een sterker aperitief voor je diner kies je voor de brut. Spreekt men van cidre bouché, dan verwijst dit naar de manier waarop deze verpakt is. Cidre bouché wordt geschonken uit champagneflessen met een grote kurk en een metalen sluiting.
Het kan ook zijn dat er een aardewerken karaf met mokken van hetzelfde materiaal op je tafel wordt geplaatst. Deze mokken heten bolées en stammen uit de periode toen al het serviesgoed in de streek nog van terracotta werd gemaakt. Elke drank, waaronder cider, werd dan ook uit deze kommen gedronken.
De optie ‘slechts een glas’ dien je snel te vergeten. Het is óf een fles óf een karaf. Leun dus achterover, bestel je zoveelste galette en geniet van de Bretonse keuken met uitzicht op een hoogstwaarschijnlijk charmant haventje aan de ruige, maar fraaie kustlijn.