In barre weersomstandigheden een berg van tweeduizend meter hoogte beklimmen. Zo’n tocht loop je niet met twee vingers in de neus. Tenzij je jezelf een sherpa mag noemen. Een sherpa doet daar zelfs nog een ‘schepje’ van tachtig kilo bagage bovenop.
Pittige baan
Peter Patras is zo’n sherpa. Maar wat houdt dat eigenlijk in? Het werk van een sherpa is zonder twijfel een van de zwaarste en gevaarlijkste banen ter wereld. De taak van een sherpa is het bevoorraden van afgelegen berghutten die enkel en alleen te voet bereikbaar zijn. Hoe pittig het weer ook is, sherpa’s laten zich nergens door tegenhouden. Tassen van reizigers dragen ze niet. Wel sjouwen sherpa’s kilo’s voedsel, drinken, wasgoed en alles wat je als bergbeklimmende reiziger liever thuislaat mee de berg op.
Laatste van hun soort
In het
Slowaakse
Tatragebergte leven de allerlaatste sherpa’s van
Europa
. In de Alpen en andere Europese berggebieden zijn de sterke dragers al lang vervangen door helikopters en kabelbanen. Alleen in de Hoge
Tatra
– Europa's kleinste hooggebergte – zijn de robuuste klimmers nog te vinden.
Innerlijke rust
En natuurlijk ben je nou benieuwd hoeveel kilo een sherpa dan gemiddeld naar boven sjouwt. Nou, de stalen klimmers dragen vaak gemiddeld tachtig kilo aan spullen mee naar boven, met uitschieters van boven de honderd kilo. Dat is vaak dus het dubbele van hun eigen gewicht. Fysiek is dat natuurlijk ontzettend zwaar, maar voor het geld doen ze het niet. Per kilo verdienen ze ongeveer 80 cent. Daarbij geldt ook: hoe hoger de berghut, hoe hoger het bedrag. Waar de alpinisten het dan wél voor doen? Ze beschouwen het klauteren door de bergen als een vorm van meditatie, als een levensstijl.
Legende
Een Tatra-sherpa die zeker weten uitgelicht hoort te worden is Peter Patras. Niet voor niks wordt deze drager dé Tatra legende genoemd. Sinds zijn jonge jaren sjouwt hij door weer en wind tientallen kilo’s bagage de Tatra op. Al 48 jaar lang beklimt hij de Slowaakse bergen en met zijn leeftijd van 65 jaar is dat zeker uitzonderlijk te noemen. Zijn passie voor het vak is na al die jaren nog springlevend: